Interview

Lector Jan Jurriëns: “Studenten zijn vaak erg bevlogen"

Om een circulaire economie tot stand te brengen, zullen we over onze eigen grenzen heen moeten leren kijken. Dat geldt zowel voor de overheid, als voor het bedrijfsleven en onderwijsinstanties, onderstreept Jan Jurriëns, lector Sustainable Development bij Het Groene Brein. Samenwerking is voor hem dan ook een centraal thema. Zijn uitgebreide netwerk in de wereld van hogescholen en universiteiten zet hij graag in om studenten voor een stage- of afstudeeropdracht te koppelen aan lectoren én aan bedrijven.

 

“Studenten zijn al veel verder in hun denken over circulariteit”

 

Waarom vind je het belangrijk dat bedrijven stage- en afstudeerplekken rondom het thema circulariteit aanbieden aan studenten?

“Omdat er op dit moment onvoldoende aansluiting is tussen de opleidingen en het bedrijfsleven. Er gebeurt al wel het een en ander, maar nog lang niet voldoende en te versnipperd. Vaak komen er minoren over circulariteit, maar in de rest van het curriculum, in de basisstof, zit het onderwerp nog te weinig verwerkt. Ook de begeleiding vanuit de hogescholen en universiteiten is op dit vlak vaak nog onvoldoende. Bedrijven zoeken expertise op een relatief nieuw terrein, maar de studenten krijgen lang niet altijd voldoende ondersteuning vanuit de opleiding.”

 

Dat klinkt niet direct als een aanbeveling.

“Ik zie wel dat dat beter wordt, hoor. Maar nog niet in de volle breedte. Vanuit Het Groene Brein zijn we vrij veel bezig met projecten rondom circulariteit in de rubber- en kunststofsector, en ook de metaalindustrie is al goed bezig. Daar wordt inmiddels 95 procent van de materialen gerecycled en wordt nu veel meer gekeken naar hergebruik.”

 

Kunnen studenten een nuttige bijdrage leveren aan dergelijke projecten?

“Studenten zijn ‘oncomfortabel nuttig’, zeg ik vaak. Wij proberen te stimuleren dat hoogleraren en lectoren de kring van specialisten om zich heen inzetten voor de begeleiding van stagiairs en afstudeerders. Niet alleen coachend, maar juist ook inhoudelijk. Daar kunnen bedrijven hun voordeel mee doen. Maar ze moeten zelf uiteraard ook de nodige energie in zo’n student stoppen.”

 

Samenwerking speelt voor u een cruciale rol. Hoe ziet u dat in het onderwijs?

“Onderwijsinstellingen gaan zien dat alle niveaus elkaar in de praktijk nodig hebben. Universiteiten, hbo- en mbo-opleidingen gaan vaker samenwerken. Logisch ook, want je hebt zowel mensen nodig die zaken uitdenken, als mensen die goed zijn in de uitvoering. Lastig is soms wel dat gezamenlijk afstuderen niet altijd een optie is: sommige opleidingen eisen dat elke student zelfstandig een project opstart en afrondt. Terwijl je in de samenwerking binnen programma’s juist heel mooi kennis kunt stapelen.”

 

Is de frisse blik van studenten een voordeel voor bedrijven?

“Dat kan zeker zo zijn. Studenten accepteren bepaalde zaken, zoals verspilling, niet langer. Daardoor zijn ze vaak in staat om knelpunten snel te signaleren. Ik merk ook dat ze vaak heel leergierig zijn en zich goed voorbereiden. Zo had ik eens bemiddeld voor een groep studenten die een project deden rondom hergebruik van staal in de bouw. De projectontwikkelaar dacht dat hij te maken had met een groep bouwkundestudenten, zó goed waren ze op de hoogte van de bouwkundige eisen aan het materiaal. Maar feitelijk studeerden ze commerciële economie. Ze hadden gezien dat het nodig was om over de grenzen van hun eigen studie heen te kijken.”

 

Dat klinkt dan wél weer heel goed. Zijn de studenten van tegenwoordig ijveriger dan vroeger?

“Dat kan ik moeilijk hard maken. Ik zie wel dat studenten die zich bezighouden met circulariteit erg bevlogen zijn. En ze hebben een scherp oog voor marktontwikkelingen. Zo signaleren ze vaak al snel dat pilots meestal struikelen voordat ze de kans krijgen om op te schalen. Ze kijken ook breder: ze realiseren zich dat duurzaamheidsvraagstukken niet door één branche kunnen worden opgelost. Ze denken conceptueler, meer sectorbreed.”

 

Heb je een voorbeeld van een goede stage- of afstudeeropdracht?

“Je kan studenten bijvoorbeeld vragen om een businessmodel uit te denken. Producenten kunnen technisch vaak een heleboel, maar ze kunnen dat niet altijd goed vermarkten. In dergelijke projecten die studenten voor de Metaalunie uitvoerden, zagen meerdere bedrijven een goed resultaat. Maar studenten kunnen je ook een ongewenste spiegel voorhouden.”

 

Wat bedoel je daarmee?

“Ik kan me een betonfabrikant herinneren die een manier had ontwikkeld om van zijn restmateriaal papier te maken. Studenten kregen de opdracht dit papier in de markt te zetten, maar zij ontdekten dat de vraag heel beperkt was. De prijs van het betonpapier was hoger, zonder dat daar voordelen tegenover stonden. Zij concludeerden toen dat het geen levensvatbaar product was. Daar was de producent niet blij mee. Gelukkig kregen ze wel een voldoende beoordeling, want ze hadden het marktonderzoek degelijk uitgevoerd.”

 

Wat maakt een bedrijf een goede plek om te leren voor studenten?

“Wanneer een bedrijf, naast een goede vakkennis, ook de intentie heeft om verder te ontwikkelen. Bedrijfsgrootte speelt in mindere mate een rol. Een open houding is belangrijker, liefst ook weer naar andere bedrijven, studierichtingen en sectoren. Dat kan lastig zijn, maar die brede blik en onderlinge samenwerking zijn voor circulariteit nou eenmaal een gegeven. In die zin is de wereld wel complexer geworden.”

 

Is jullie bemiddeling tussen bedrijven en studenten geformaliseerd? Kunnen bedrijven zich ergens aanmelden hiervoor?

“Haha, daarin is nog wel wat te doen. Vooralsnog kunnen bedrijven die studenten een stage- of afstudeerplaats willen aanbieden, zich bij Het Groene Brein melden. Eenieder van de staf is in staat om aanvragers verder te helpen. Bedrijven kunnen natuurlijk ook rechtstreeks contact opnemen met hogescholen en universiteiten, maar, zoals gezegd, hun aanpak sluit in onze ogen nog niet voldoende aan op circulariteit in de praktijk.”

 

Gepubliceerd in november 2021